Projecten

PVH Standpunt inzake het scheiden van kittens van de moeder en nestgenoten.

In 2010 heeft dit geleid tot het Discussiestuk scheiden doet lijden. Dit is aangeboden aan het ministerie op 27 maart 2010 tijdens het PVH symposium ‘Scheiden doet lijden’.

Kittens mogen niet eerder dan op de leeftijd van 9 weken weggehaald worden gescheiden van de moeder en nestgenoten. Voor raskatten geldt daarbij een leeftijd van minimaal 13 weken. 

Het PVH en de KattenKoepel hebben op verzoek van het Ministerie van E.L.&I. gereageerd op de concept-AMvB’s van de wet Houden van Dieren.

2010-03-30 Reactie op het WUR rapport ‘Houden van Dieren

Naar aanleiding van de binnengekomen reacties heeft het ministerie de WUR opdracht gegeven om een advies uit te brengen over het scheiden van dieren. In dit advies (WUR rapport Scheiden-van-dieren 428) concluderen de samenstellers dat voor kittens ‘scheiden op de leeftijd van 7 weken’ best wel aanvaardbaar is. Daarmee gaat men voorbij aan het standpunt dat de sector in deze in neemt, het PVH-advies was minimaal 9 weken.

2011-04-30-Reactie op het WUR rapport ‘Houden van Dieren’ Katten

Een belangrijk argument daarbij is dat er in WUR-rapport 428 geen aandacht is voor het advies van de European Advisory Board on Cat Diseases (ABCD) inzake de leeftijd van kittens waarop deze kunnen worden ingeënt,

Ter zijde wordt in rapport 428 van de WUR bij de keuze voor een minimale scheidingsleeftijd van 7 weken verwezen naar de uitzonderingssituaties (de zwerfkittens, de ernstig zieke moederdieren en de extreem slechte leefomstandigheden voor de kittens).

In die gevallen moet een afweging plaats vinden tussen het welzijnsbelang van het individuele dier versus de omstandigheden waaronder een eventuele scheiding tussen kittens en moederdier moet plaats vinden. Dat kan betekenen dat moet worden afgeweken van de hierboven genoemde leeftijden van kittens.

 

PVH standpunt ‘vroegcastratie’

Onder ‘vroegcastratie’ verstaan we de castratie van kittens (katers en poezen) beneden de leeftijd van 16 weken. Onderstaand worden de conclusies betreffende de toepassing van vroegcastratie geformuleerd en worden aansluitend de overwegingen vermeld, die tot deze conclusies hebben geleid.

Conclusies

– Castratie op een leeftijd beneden 16 weken is, met de kennis die we op dit moment hebben, niet aanvaardbaar.

– Voor alle katten (zowel raskatten, huiskatten en katten die zich in asiels bevinden) kan castratie beter uitgesteld worden tot de leeftijd van 4-5 maanden. Bij vrijwel alle poezen is dat voor de eerste krolsheid; ook in het zeldzame geval dat de poes enkele weken daarvoor toch gedekt zou zijn, is daarmee de kans op voortplanting nul.

– Voor katten die via Trap, Neuter and Return acties (TNR-acties) in een asiel komen, kan in een enkele uitzonderingssituatie worden overgegaan tot castratie op een leeftijd jonger dan 4 maanden, maar dit mag geen routine-ingreep worden in asiels of opvangcentra.

– Bij de timing van de ingreep moet rekening gehouden worden met het moment van vaccineren; tussen vaccineren en de castratie dient zeker 2, maar liever 4 weken te liggen.

– Indien vroegcastratie tòch wordt toegepast dient een aangepast anesthesieprotocol gevolgd te worden en dient de juiste pre- en postoperatieve zorg geboden te (kunnen) worden aan de kittens.

– Er moet gewerkt worden aan voorlichting voor katteneigenaren met betrekking tot voortplanting en gedrag en daarmee aan het uit de wereld helpen van misverstanden over katten. Tevens moet er meer voorlichting komen om het impulsief aanschaffen van een kat te voorkomen.